Het object

In het schemerige licht van de grot voelde Jeroen plots iets kouds onder zijn vingers. Hij hurkte neer en ontdekte een vreemd voorwerp half begraven in het zand. Het was plat, met scherpe hoeken en een patroon van kleine groeven die het licht van zijn zaklamp reflecteerden. Het voelde stevig, bijna onbreekbaar. Hij noemde het in gedachten de “splintertaal”. Terwijl hij het voorzichtig ronddraaide, vroeg hij zich af of de bewoners van deze plek het gebruikten om te schrijven, te communiceren, of misschien zelfs om iets te verzegelen. Het raadsel trok hem verder de diepte in.