De spindrel

Met een bonzend hart liep Femke dieper de grot in. Haar zaklamp flikkerde even, maar bleef gelukkig aan. Ze stopte abrupt toen haar voet tegen iets hards botste. Voor haar op de grond lag een vreemd object. Het was cilindervormig, met uitsteeksels die haast organisch leken, alsof het ooit leefde. Ze noemde het in gedachten de “spindrel”. Terwijl ze het inspecteerde, vroeg ze zich af: “Wat deden ze hiermee?” Misschien was het een deel van een machine, of een soort sierlijke val? De stilte van de grot leek haar vragen alleen maar te verdiepen.